Gisteren, wandelend door het prachtige Gulpdal nabij Slenaken in het Limburgse Heuvelland, overviel me een gevoel van intens verdriet. De laatste maanden hebben erg in het teken van afscheid nemen gestaan en het einde daarvan is helaas nog niet in zicht. Afscheid nemen van het aardse leven, afscheid nemen van mensen en dieren die mij zeer nabij staan of gestaan hebben. Een afscheid op meerdere niveau’s: van het aardse leven, van de dierbaren die achter blijven, van ons aardse (fysieke) lichaam en van het eigen ‘ik’.
De afgelopen jaren heb ik enorm veel gelezen over rouw(en) en sterven en de begeleiding daarvan, maar het wordt een ander verhaal als het onszelf raakt. Opeens wordt die boekenwijsheid tastbaar en onvermijdelijk. Het naderende afscheid brengt ook veel wezenlijke levensvragen naar boven met als hoofdvraag “Wie ben ik?”. Eigenlijk wordt, juist in die laatste momenten van ons leven, pas echt zichtbaar wie we zijn en waarvoor we geleefd hebben. Ons hele leven komt samen in één vraag: “Wie ben ik?”.
Geïnspireerd en geraakt door deze vraag schreef ik onderstaand gedicht.
Wie ben ik?
Ik ben een ziel
Een Goddelijk wezen
Eén met alles
Ik ben alomtegenwoordig
Met en door alles verbonden
Licht en donker; eenheid
Ik ben de Bron
Deel van alles
En alles is in mij
Ik ben ik
Die is en blijven zal
Ik ben
(Bianca Hertog-Vromen, 07 april 2013)
Het ‘ik’ zal voortleven: in onze harten en herinneringen, maar fysiek tastbaar is het niet meer. Afscheid nemen blijft een moeilijk iets voor ons mensen. Het definitieve karakter ervan benauwt ons. Ik merk aan mezelf dat ik er enerzijds dankbaar voor ben, maar er anderzijds ook het liefste voor zou willen weglopen. Helaas gaat dat niet. De dood is onvermijdelijk. Ik hoop, bid en wens dat God de stervende genadig wil zijn en zijn lijden wil verzachten. Mijn aardse hart huilt in stilte mee, maar mijn alwetende ziel weet dat de dood niet het einde is, maar pas het begin. Het begin naar iets veel groters en allesomvattend. Die wetenschap troost me en ik voel dat het goed is.